Rond een uur of tien ’s avonds beginnen de deuren te openen van de ontelbare camperbusjes die rond het ijsstadion van Cortina staan opgesteld. Die middag hadden zo’n 1.600 trailers hun felbegeerde startnummer opgehaald in de beroemde hal waar Roger Moore (James Bond – For Your Eyes Only, 1981) een mythisch gevecht leverde met een Zamboni. Nu flaneert iedereen met hoofdlampjes op door de Corso Italia langs etalages met de laatste mode van Missoni en Prada. Het sjieke Cortina biedt voor een weekend onderdak aan fors getatoeëerde kuiten, vlechtjes en hipsterbaardjes. De créme de la créme van het UTMB circus is er neergestreken. Op het programma staat die avond het koningsnummer van de Lavaredo: de 120 kilometer lange Ultra Trail. Voor de vele Italianen die eraan meedoen toch wel de San Remo onder de berglopen: La Classicisima van de Dolomieten. Onder de klanken van -who else- Ennio Morricone worden we weggeschoten. “Forza, forza!”, klinkt het vanaf de balkons. Daarna duiken we snel de duisternis in langs de verlaten bobsleebaan die over tweeënhalf jaar weer Olympische kampioenen mag afleveren. Het tempo ligt hoog. En er is meteen strijd. “Hoezo dan?” gaat het door mij heen als er weer een bonte buff zich ellebogend langs mij heen worstelt. Cortina is nog ver. Maar ik leer die nacht dat Italianen trailen zoals ze rijden: op de meest onlogische plekken inhalen of stoppen en zich als kamikazes met halflege hoofdlampjes de diepte instorten. Ik ben blij dat ik 400 Lumen lichtsterkte op m’n hoofd heb. Zo kan ik mee in de steile downhills die ons richting het eerste verzorgingspunt brengen, met de veelzeggende naam ‘Ospitale’. Ik zie her en der al wat eerste bebloede knieën. Vriendelijke vrijwilligers staan klaar met warme thee, crostini’s met jam, salami en abrikozen. Een ultratrail is een eetwedstrijd. En dan kun je maar beter in Italië zijn.

Cime
De nacht is aardedonker. Nauwelijks maan, met de laatste bewolking van een frontje, dat langzaam oplost. Ook wel zen om in te lopen, bedenk ik. Geen afleiding van de rauwe natuur en wat lampjes voor je die je de richting wijzen; Het ritmische geklik van skistokjes die stenen raken en heel af en toe een gedempd ‘Vai! Vai!’ als we een post van de reddingsdienst naderen. Meer niet. De benen voelen nog goed, de vele hoogtemeters die ik de afgelopen maanden gemaakt heb, betalen zich uit. Over kale skipistes naderen we het blauwe uur.

De eerste vogels worden wakker als we de voeten van de Tre Cime di Lavaredo naderen. Die iconische Drei Zinnen hebben de hoogste Instagrammable likings in de categorie bergplaatjes. Nu nog torenen ze hoog boven mij uit als ik langs het meer van Misurina loop. Achter mij rijzen alle andere bergen uit de ochtendschemer. De Dolomieten zijn als een opera in de Scala van Milaan: achter ieder spectaculair decor tref je nog mooiere doorkijkjes aan. Voor mij is het bekend terrein: twee dagen geleden klom ik hier met Caroline door de frontlinie van de Eerste Wereldoorlog. De Italianen en Habsburgers vochten om elk stukje rots. Haast onzichtbaar lopen smalle Via Ferrata’s met staalkabels door de bergen. Ze werden gebruikt om de vijand zo dicht mogelijk te benaderen. Vandaag blijven we beneden op de paadjes, begeleid door een snoeiharde en ijzige Noordenwind.

Cola
Langs de enorme torens loop ik snel met gevoelloze vingers van de kou het verlaten Rienztal in, waar Zuid-Tirol begint. Over enorme kale kalkvlaktes vol puin passeer ik in m’n uppie het virtuele half-way point. Het wordt snel warmer. Sloffend bereik ik de lifebase bij de hutjes van CimaBanche, waar mijn reservespullen liggen. Ik ben nu tien uur onderweg en voel me leeg. Gelukkig doen schone sokken en een vers t-shirt wonderen. Net als een ontbijtje met cola en kaas. Op een ultra eet je alles. Nou ja, bijna dan. De temperatuur begint aardig op te lopen als we op weg gaan naar Malga Ra Stua, een prachtige alm in de Pragser Dolomieten. De enorme bomen op de oneindige hoogvlakte doen denken aan Jurassic Park; je zou zo een dino kunnen zien oversteken. Maar dat kan ook het effect van slaaptekort zijn. Ik vul een liter water bij en vertrek voor de lange stijging door het Val Travenanzes. Een ruig dal met enorme steile rotswanden, watervallen die onstuimig naar beneden donderen en weer die ellenlange kalkvelden. De zon knettert op de witte stenen; ik dip m’n petje in elk stroompje wat ik oversteek; in de schaduw van wat rotsen zie ik deelnemers helemaal kapot uitrusten. Eén op de vier deelnemers zal de finish vandaag niet halen; een standaardpercentage, waarbij je weet dat je in dit soort races alleen wordt toegelaten als je al eens eerder honderd kilometer hebt gelopen. Gelukkig zie ik even voor twee uur het gele koepeltentje van de Cortinese bergreddingsdienst op de Col dei Bosc. De mannen staan ons met cola te verwelkomen.  Het zijn één van de betere slokken vocht van de dag.

Chaos
Met zwabberbenen van het vier uur non-stop omhoogklimmen begint de afdaling naar de Col Gallina, bekend van de Giro Koninginnerit een maand geleden. Daar staat gelukkig Caroline op kilometer honderd. Eén van de weinige plekken in de race waar je assistentie mag krijgen. Ik krijg water, liefde, rijst met bouillon en eet een brok chocola. Om ons heen is de totale Italiaanse chaos uitgebroken. Naast de Lavaredo is er tegelijkertijd een fietswedstrijd aan de gang, een Maserati autorally en banen besnorde Duitse boomer-bikers zich een weg over de passtraat. Wanhopige Carabinieri loodsen mij al zwaaiend met bordjes door het verkeersinfarct. Caroline zal er twee uur in de file staan. In die tijd klim ik met verfriste benen naar de Averauhut op 2.600 meter en daal vervolgens af naar de groene weiden van de Passo Giau. Ik stop wat kaas en salami in m’n mond en vertrek voor de laatste echte grote klim. Steeds meer geloof ik erin dat ik het ga halen. Van tevoren heb ik elk stukje van de route bestudeerd. Dat scheelt in het managen van je eigen verwachtingen. Maar ook soms van anderen: Een Hongaar en een Belg vragen mij vertwijfeld hoeveel klimmen het nog is als ze in de verte imponerende zigzags omhoog zien kronkelen; In een Ultra gaat het om flexibiliteit van geest. Fysieke kracht is weliswaar het fundament, maar zegt niet alles.

Cortina
Plotseling draaien we een hoek om en ligt in de verre verte Cortina. Ik zet aan naar de laatste verzorgingspost aan een romantisch meertje. Besluit daar niet meer te fourageren en duik meteen een donker bomenbos in vol stronken en keien. De organisatie heeft gekozen voor een sadistische laatste downhill. Met piepende en krakende bovenbenen en dito knieën volg ik wat snelle jongens. Het scheelt als je ziet waar zij inhouden voor moeilijke passages. Ik kijk op m’n horloge: zeven uur ’s avonds. Als ik binnen het uur finish zit ik nog onder de 21 uur. Maar het bos is lang. Erg lang. Met wéér een uphill en nog steeds geen licht door de bomen. Om kwart voor acht duikt plotseling Mortisa op, een slaperig boerendorpje vlak voor Cortina. Nog drie kilometer naar de finish over hard golvend asfalt. Met vijf minuten per kilometer moet ik het halen, flitst het door mij heen. Het wordt een lange inhaalrace langs strompelende trailers. Ik loop bijna wat verkeersregelaars omver en draai dan over kinderkopjes de lange Corso Italia in, die heerlijk afloopt. Versnel nog wat meer langs terrasjes vol toeschouwers waar oorverdovende aanmoedigingen uit op stijgen, geef nog wat high-fives aan kids en klok af op 20:54 op de knalgele finish naast de kerk. Honderdeenentwintig kilometer en een kleine zesduizend hoogtemeters zitten erop. Met een mooie zevende Dinoplek. Superblij krijg ik van Caroline m’n eerste biertje aangereikt. Anderhalf uur voor de zon achter de bergen verdwijnt. Een rondje Dolomieten zit erop. Ze was Spettacolare e magnifico: trailen op z’n mooiste Italiaans.