Een droomtijd tijdens de Amsterdam marathon van 2019.
Op tv hoor je wel sporters in een interview na een race wel eens zeggen: “alles klopte vandaag”. Sinds afgelopen zondag weet ik precies wat dat betekent.
In 2014 liep ik, in Rotterdam, mijn eerste marathon. Ik had geen idee hoe ik hiervoor moest trainen en dacht dat ik goed voorbereid was. Na 3 uur, 48 minuten en 40 seconden was ik binnen. Helemaal gesloopt, onderweg zo’n 10 keer gestopt, 28 minuten verloren in de tweede helft, maar wel uitgelopen. Megatrots dat ik mijzelf een marathonloper kon noemen. Ik had toen nooit gedacht dat ik ooit een marathon onder de 3 uur zou kunnen lopen.
Zondag liep ik mijn 5e stadsmarathon, alweer de 3e onder de drie uur. En dus meer dan een uur sneller dan de eerste. Hoe dat gelukt is? Alles viel op z’n plek 😀.
Een half jaar geleden had ik besloten dat ik mij er weer aan wilde wagen, het lopen van een marathon. Onze dochter was inmiddels alweer een half jaartje oud, dus er begon weer wat ritme in ons leven te komen. Ook het lopen kon ik zo weer wat meer oppakken. Met een klein kind had ik inmiddels wel geleerd dat je niet teveel en te ver vooruit kunt en moet plannen. In eerste instantie de lat dus niet te hoog gelegd, maar natuurlijk wel stiekem gedroomd. “Als alles goed valt, zou een tijd net onder de 4 minuten per km (2.48.48) wel heel mooi zijn.”
Een strak en gebalanceerd trainingsschema kon ik dit keer niet volgen. Het paste helaas ook niet in de planning om met de groep bij Haag te trainen. Dit keer trainde ik zoveel mogelijk tussen de bedrijven door. In het weekend zoveel mogelijk gelopen tijdens ochtendslaapjes. Doordeweeks ‘s avonds pas lopen als de kleine in bed ligt. Ik moest hiervoor ook weer even wennen aan het lopen na het avondeten (een leerproces met een paar Dumoulin-incidentjes in de bosjes 😛.
Geen vast schema volgen gaf dan wel weer de mogelijkheid om eens wat leuks (lees: idioots) te doen. Zo besloot ik om niet mee te rijden met de auto naar mijn schoonzusje voor een lunch, maar om te lopen. Het leverde een prachtige route op van Voorschoten naar Amsterdam, 44km genieten als training, wat is lopen toch een prachtige hobby!
Zo trainde ik week voor week zo goed als kon en merkte ik dat ik steeds sterker werd. Steeds vaker kwam het gevoel dat ik wellicht tot een snelle tijd in staat zou zijn. Wel bleef ik steeds een slag om de arm houden. Zo is de kinderopvang één grote bacillenfabriek en weet je nooit hoe je kind daar van thuiskomt. In dit kader kreeg ik de laatste week nog behoorlijke stress. De dinsdag voor de race, ik was al lang en breed aan het uitrusten en dromen van een mooie tijd, toen mijn dochter koorts bleek te hebben. Bij thuiskomst van werk kreeg ik als eerste een hoofd vol snot in mijn gezicht geduwd. Hele dag handen wassen kan hier niet tegenop. Gelukkig bleek ik hier dit keer geen last van te hebben en stond 20 oktober niets mij meer in de weg.
20 oktober, vroeg de wekker gezet, maar “gelukkig” had onze dochter er ook al vroeg zin in (de hele week al rond 5u ‘s ochtends). Om 7 uur de trein op Voorschoten op pad richting Amsterdam Zuid. Ik kon de ochtend voor de race bivakkeren bij mijn broertje en schoonzusje in Amsterdam. Zij wonen op een paar honderd meter van het Olympisch stadion, waardoor ik de drukte kon vermijden en bij mij bij hen rustig op de race kon voorbereiden. Voldoende tijd en rust voor een kopje koffie, een toiletbezoek en omkleden. Dit soort elementen zijn niet te onderschatten voor een goede race.
Kijkend naar het fantastische marathonweer gekozen om voor plan A te gaan. (Ja, ik had vooraf meerdere plannen. Dat is bij een marathon altijd een must. Als om wat voor reden dan ook plan A niet door kan gaan, dan is het nog altijd goed om te kunnen richten op plan B (of C).) Doorkomst halverwege in de 1u23, daarna verval proberen te beperken tot maximaal 2 minuten (was mij de vorige twee keer ook gelukt, daar hield ik mij dan maar aan vast).
Dan op naar het Olympisch stadion. Nog een heel klein stukje inlopen en dan naar binnen. Het inlopen voelt goed, spieren zijn los, schoenen zitten goed, band met gellen nog afgesteld, nu ben ik er echt echt echt klaar voor. In het startvak kom ik nog wat bekenden tegen en wenst iedereen elkaar succes. Ik stel mij op vlak achter de toppers.
BAM! Het startschot, eindelijk mag ik los. Nouja, ook weer niet echt. De marathon is vooral een kunst van het verdelen van energie. De eerste 30km moeten dus eigenlijk rustig aanvoelen. Met dat in het achterhoofd probeer ik rustig te starten. Niet gek laten maken in de meute en vooral niet vallen. Ik verbaas mij er toch altijd weer over hoeveel er geduwd en getrokken wordt in de eerste meters.
Al snel vind ik een fijn ritme. Dit voelt goed. Bij 5km komt de eerste terugkoppeling, hoe is mijn doorkomsttijd? Plan was om ca. 19.45 door te komen. Bij de eerste 5km zou het vooral een uitdaging zijn om niet te snel door te komen. 19.29 op de klok, sh*t, dat is te hard. Ik besluit om heel voorzichtig iets gas terug te nemen en dan bij 10km te kijken hoe het er voor staat. 39.07 doorkomst 10km, betekent dat ik alweer ietsje langzamer ben gaan lopen. Het voelt nog steeds heel makkelijk. De volgende blokken gaan keurig net onder de 20 minuten, zodat ik halverwege doorkom in 1.23.16, perfect volgens plan! Het lopen voelt nog steeds erg makkelijk, ik heb het gevoel dat ik in staat moet kunnen zijn om de tweede helft in 1u25 te kunnen voltooien.
Bij km 20 haal ik wereldkampioen schaatsen Erben Wennemars in. Ik complimenteer hem met zijn knappe tijd (2u50, een PR) op de marathon van Berlijn (van 3 weken geleden!) Ik vraag hem ook of hij daar vandaag nog onder gaat duiken, maar hij geeft aan van niet omdat hij iets te hard is gestart. Ik loop rustig door, maar een kilometer verder haakt hij toch bij mij aan. Zo lopen wij kilometers lang samen. Hij lijkt steun te hebben aan het kunnen vastklampen aan mij, ik voel mij gesterkt door het idee dat hij vlak achter mij loopt. Nu mag ik niet meer verliezen. Bij 32 roepen we tegen elkaar dat we nu niet meer mogen kraken. Samen gaan we voor een supertijd!
Ondertussen kijk ik per kilometer hoe het gaat. Een streeftempo van 4 minuten per kilometer rekent wel makkelijk. Bij de doorkomst van 30km zie ik dat ik daar nog steeds anderhalve minuut op voor lig. Deze doorkomst is ook gelijk een PR op de 30km! Ik besef dat ik nog nooit zo hard 30 kilometer heb gelopen en dat ik mij nu op onbekend terrein ga bevinden. Ik denk ook nog even terug aan afgelopen februari. Tijdens de 30 van Schoorl wilde ik deze tijd lopen, maar moest ik loopmaatje Jesse veel te vroeg al laten gaan. Uiteindelijk kom ik daar, mentaal gebroken, aan de finish met 2.06 (helaas was dat weer een puntje voor Jesse in ons onderlinge klassement, maar hij weet ook dat uiteindelijk alleen de marathon écht telt 😛. Nu voelt het gelukkig anders! Bij iedere doorkomst op de mat denk ik aan de volgers thuis. Ik weet dat er een aantal mensen thuis zit om in de app in de gaten te houden hoe het met mij gaat. Het doet mij goed dat ik steeds goede berichten kan versturen.
Nu hoor ik steeds meer loopmaatjes VECHTEN! in mijn oor schreeuwen. Onder andere Koen, Douglas (zelfs helemaal vanuit Vietnam), Maarten, Sander en Rein (die ondertussen druk aan het werk is in het Olympisch stadion). Ik mag nu niet meer stuk gaan! Ondertussen zakt het tempo tot iets boven de 4 minuten per kilometer, maar het verval blijft beperkt. Bij elke kilometer reken ik uit wat de voorsprong op het schema is, steeds kom ik tot de conclusie dat ik goed zit. Al weet ik dat alles als sneeuw voor de zon kan verdwijnen in de laatste kilometer.
De benen doen inmiddels al behoorlijk veel pijn, het nadenken wordt steeds moeilijker. Ineens, bij km 37, zie ik een viaduct voor mij. Dat wist ik niet, wat doet die hier! “Rustig naar beneden rustig laten rollen, korte pas omhoog” hoor ik een stemmetje van trainer Lodewijk nog in mijn hoofd roepen. “Kan hij wel mooi zeggen”, denk ik, mijn benen doen inmiddels zoveel pijn, dat er niks rustig is, niks valt te rollen en de korte pas omhoog vies veel pijn doet. Hij bedoelt het vast goed denk ik dan maar.
Even later snij ik een bocht linksaf kort aan (ja ook daar hoor ik het welbekende “kort aansnijden” van Lodewijk). Het stoepje op het Vondelpark in voelt als een enorme beklimming. Vanaf hier ken ik het parcours echter erg goed, dat scheelt. Nog zo’n 3km te gaan, mag het echt niet meer mis gaan! Ik weet ook dat er zometeen nog veel support staat, ook dat helpt de pijn deels te vergeten.
Versnellen zit er niet meer in, vasthouden is het motto. Nog even goed oppassen voor de tramrails. Het kost inmiddels zoveel moeite om mijn benen op te tillen, dat een stoeprandje al een potentieel gevaar vormt. Gelukkig gaat het goed en zie ik het stadion weer terug! Hier heb ik naar uitgekeken. Op naar de laatste bochten, rechtsaf door de poort het stadion in. Ik voel de zachte ondergrond van de baan onder mijn voeten en weet dat het niet meer mis kan gaan. Met een big smile scheur ik door de laatste bocht. Armen omhoog, genieten van het lawaai in het stadion, hier doe je het voor! Er loopt niemand voor mij (of althans, ik zie niemand, kan ook tunnelvisie zijn) en voel mij een topatleet. Het lijkt alsof iedereen voor mij juicht. Ik hoor dat ondertussen de prijsuitreiking voor de mannen plaatsvindt, maar ik neem voor het gemak maar aan dat niemand daar oog voor heeft omdat ik nu ga finishen. Nog één keer kijk ik op de klok, 2.48.17, WOW!