Ik start veel te snel. En zelfs als ik tegen me zeg: “je start te snel!”, dan nog start ik te snel. Nou zou je kunnen stellen: hoe ouder, hoe wijzer. Maar bij mezelf kan ik dat nog niet ontdekken.
Zo ook afgelopen zondag in de CPC. Met adrenaline uit m’n oren spuitend schoot ik het startvak uit, duwde wat onschuldige lopers bijna de Koninginnegracht in en elleboogde me langs het Vredespaleis. Dat ik desondanks een PR liep, was waarschijnlijk te danken aan wat beschermengeltjes die mij ter hoogte van de gladgeasfalteerde Balsemienlaan bestraffend toespraken.
Maar over dat soort buitenaardse verschijningen gaat het hier niet. Ik start al jaren dus te snel. En als zelfverklaarde hardloopnerd hou ik ook die fail statistics bij. Zo ook bijgaand vergelijkingsstaatje. Gewoon om ervan te leren. Tenminste, dat neem ik me telkens heilig voor. Uit de krogten van Garmin heb ik maar eens m’n vorige halve marathon PR opgeduikeld. Uit 2016. Een CPC in 1:22:21. En wat bleek? Juist: ik startte ook daar snel. Sterker nog: oerendhard te snel. M’n eerste vijf kilometer liep ik in een PR van 18:33. Met vlinders in m’n buik en kolder in m’n kop danste ik naar een imaginaire eindtijd van ergens in de 1:18. Maar toen vond de man met de hamer op de Segbroeklaan het welletjes. Strompelend tot op de Boelevaart heb ik me voortbewogen. Ergens op de Badhuisweg ging het dieseltje wel weer wat draaien. Maar Te Snel werd vier minuten Te Langzaam op het Malieveld. Zonder heroïsche eindsprint. Oké, oké, het was een PR. Maar toch.
Bijna had zondag de geschiedenis zich herhaald; nou ja, eigenlijk een beetje toch wel. Die positieve split dan. Want als ik echt nu eens normaal van start was gegaan op een vlak Schema Van Dongen, wat had er dan ingezeten? Die eindspurt van nu had dan zeker niet gehoeven.
Ik denk dat ik dat een volgende keer maar eens ga proberen. Wie weet. Ooit wordt je ouder met wat meer verstand in je grijze massa. Of vergeetachtiger. Of sneller. Een kwestie van niet te hard starten.
Zeggen ze.
Wim